B_hindoe_zonder_lang.indd

Vedische offers, die teruggaan op de rituelen van de Arya, worden incidenteel nog uitgevoerd. Een van die offers is het somaritueel.
Soma is het sap van een plant. De plant wordt onder een houten kar geperst en de soma geofferd aan Indra, de god van regen en donder. Het sap gaat in een vuur op een vogelvormig altaar. Het wordt ook gedronken. Soma heeft een stimulerende werking. Het doffe geluid van het persen symboliseert de donder, een wollen zeef de wolkenlucht. De soma is regen waarvan het water door de zon verdampt.
In een ander deel van het somaritueel wordt een pot met boter verhit. Als hier verse melk bij wordt gegoten schieten hoge vlammen op. De borrelende boter verbeeldt de zon, de vlammen zijn zonnestralen.
Het somaritueel is kostbaar. Er zijn zestien priesters nodig, het duurt vijf dagen en er wordt een dier geofferd. De offerheer, die het ritueel bestelt en betaalt, verwerft door dit offer een deel van de zonnegloed en wordt in spirituele zin herboren.
Vedic offerings, based on the rituals of the Aryans, are still occasionally performed. One of these is the soma ceremony. Soma is the juice of a plant. This is obtained by pressing the plant under a wooden cart. The soma is offered to Indra, the god of rain and thunder. Some is consumed in fire on a bird-shaped altar, some is also drunk. Soma is a stimulant. The dull sound of the pressing of soma resembles thunder; the woollen sieve is associated with clouds. Soma represents the rainwater which evaporates in the heat of the sun. Part of the soma ritual involves the heating of a clay pot containing butter. When fresh milk is added, flames shoot up high into the air. The bubbling butter represents the sun, while the flames are its rays.
Performing this ritual is expensive. It requires sixteen priests, takes five days and includes the sacrifice of an animal. By commissioning and paying for a ceremony a person takes part of the sun’s glow, and becomes spiritually reborn.
De zonnegod Surya wordt al duizenden jaren vereerd als de goddelijke energie van de hemel. Hij wordt beschouwd als de dagelijks zichtbare vorm van God. De zon is de grote scheppende levenskracht die met zijn uitstraling kennis, begrip en geestelijke verlichting brengt. Door te schijnen doet Surya duisternis, ziektes en andere boze machten verdwijnen. De yogaoefening de Zonnegroet is een bekende manier om Surya te vereren. Deze Surya Namaskar, bij het opgaan en ondergaan van de zon, bestaat uit tweemaal twaalf lichaamsposities. Surya wordt begroet met het opzeggen van de Gayatri mantra: Surya, the sun god, has been worshipped for thousands of years as the divine energy of the heavens. He is the visible apparition of the divinity that can be seen every day. The sun is the great, creative life-force which radiates knowledge, understanding and spiritual enlightenment. Surya’s appearance disperses darkness, disease and other evil forces. The greeting of the sun is a yoga exercise which is a well-known way of honouring Surya. Surya Namaskar, which is performed at dawn and sunset, consists of two sets of twelve physical positions. Surya is greeted by reciting the Gayatri mantra: In en rond bomen leven boomgeesten en slangen. Naga’s, slangen, zouden de aarde bevruchten. Gehuwde, kinderloze vrouwen plaatsen een nagakal, slangensteen, bij een boom. Deze heeft enige tijd in het water gelegen om doordrenkt te raken met dit levengevende element. De uitgebeelde slangen zijn cobra’s, soms met meerdere koppen.
Rond de stenen maar ook aan takken binden vrouwen koordjes met een stuk geelwortel om de goden te verzoeken hun een goede echtgenoot, huwelijksgeluk of kinderen te geven. Ook hangen vrouwen met een kinderwens ‘wiegjes’ of een afgescheurde reep sari met een stukje steen erin aan de takken. Wiegjes met een baby Krishna erin worden ook gewijd als dank voor de geboorte van een kind. Beeldjes en godenprenten van het huisaltaar die niet meer in gebruik zijn, worden niet zomaar afgedankt maar op een vereerde plek achtergelaten, zoals een heilige boom.
Trees are imbued and surrounded by tree spirits and snakes. Nagas, snakes, fertilise the earth. Married women without children place a nagakal, a snake stone, beside a tree. It has been soaked in water for a period of time to absorb this living element. The snakes are cobras, sometimes with multiple heads.
Women bind thread around these stones and to branches attached to a piece of turmeric to ask the gods to give them a good husband, a happy marriage or a child. Women who want children sometimes hang tiny cradles in the branches, or strips of sari holding a stone. Cradles with a baby Krishna are often offered in thanks for the birth of a child.
Statues and prints of gods from a house shrine are not thrown away when no longer used; they can be left in a venerated place, such as a holy tree.
Termietenheuvels bezitten medicinale eigenschappen. Het eten van de leem zou de zwangerschap bevorderen. Kinderloze vrouwen in Zuid-India kauwen het en slapen soms ’s nachts naast de termietenheuvel. Bij huwelijken strooien familieleden van het paar het leem rond vanwege de positieve invloed ervan op de vruchtbaarheid van de bruid.
Termieten vestigen zich alleen op plaatsen waar water in de grond zit. Ze graven gangen en vormen aldus heuvels van de opgeworpen leemaarde. In het diep ondergrondse gangenstelsel huizen slangen die een voorkeur hebben voor vochtige plekken in de aarde. Slangen worden vanwege hun relatie met water en de moederschoot van de aarde met vruchtbaarheid in verband gebracht.
Soms wordt om de top van de termieten-heuvel een bloemslinger gehangen en ernaast een met kracht geassocieerde drietand geplaatst. Vrouwen wijden hun groene glazen armbanden en plaatsen een slangensteen. Ze strooien gelukbrengend rood en geel poeder en ontsteken olielampjes en wierook.
Termite hills possess medicinal qualities. Eating clay from a termite hill is supposed to encourage pregnancy. Childless women in southern India chew this clay and sometimes sleep alongside the mounds at night. At weddings, relatives of the couple scatter the clay around to encourage the bride’s fertility.
Termites build their mounds where there is water in the ground. They dig underground passages, creating hills with the earth they excavate. Snakes that prefer damp secluded places in the ground lurk in their deep subterranean labyrinths. Snakes are linked with fertility, because of this association with water and the womb of the earth. A garland of flowers is sometimes placed on a termite mound with a trident representing potency. Women dedicate their green glass bangles and place snake stones. They scatter lucky red and yellow powder, and light oil lamps and incense.
Als de mens sterft verlaat de ziel, atman, het lichaam en keert na verloop van tijd terug en wordt opnieuw geboren. Als mens, plant of dier. Deze oneindige cyclus van weder-geboorte of reïncarnatie heet samsara. Het ultieme streven van een hindoe is om zo zuiver van lichaam en ziel te zijn dat hij niet meer geïncarneerd wordt en moksha bereikt, verlossing of bevrijding van wedergeboorte. De atman voegt zich dan permanent bij brahman, de universele kosmische kracht.
Allesbepalend voor wedergeboorte is karma, de som van alle daden van de mens in het huidige en alle vorige levens. De gedragingen in het ene leven bepalen het niveau van wedergeboorte in het volgend leven. Van belang voor een goed karma is dharma, een samenstel van rechtvaardigheid, deugdzaam leven en verheven morele waarden.
In de Bhagavadgita, een onderdeel van het grote strijdepos Mahabharata, openbaart de god Krishna de essentie van het hindoeïstisch gedachtegoed aan de held Arjuna.
When a person dies the soul, or atman, leaves the body, only to return after a while to be reborn. As a person, a plant or an animal. This endless cycle of rebirth or reincarnation is known as samsara. A Hindu’s ultimate objective is to have a soul of such purity that it no longer requires to be reborn and can achieve moksha, release from reincarnation. The atman then merges permanently with Brahman, the universal cosmic force. Karma is what dominates reincarnation, the sum of a person’s deeds in this and all previous lives. How a person acts in this life determines which level he will be reborn into in the next life. Good karma can be brought about by dharma, a combination of justice, a righteous life and high moral values.
In the Bhagavadgita, part of the huge Mahabharata epic, the god Krishna reveals the essence of Hindu thought to the hero Arjuna.
Devi is de verzamelnaam voor alle grote godinnen binnen het hindoeïsme. Haar eigenschappen zijn talrijk, haar namen talloos. Zij varieert van mild tot monsterlijk, van moeder tot loeder, van Uma tot Durga en van Annapurna tot Kali.
Elke hindoegodin is een vorm van Devi. Als echtgenote van Shiva heet zij Parvati of Uma; als vrouw van Vishnu heet zij Lakshmi en Sarasvati als partner van Brahma. In het lokale volksgeloof komt De Godin meestal voor als ongetrouwde en onafhankelijke godin met veel macht. Ook wordt zij Shakti genoemd: de vrouwelijke kracht en sturende energie zonder welke er geen leven is. Namen als Ma, Amma en Mata refereren alle aan de godin als moeder. Moeder in de zin van voedster of brengster van bescherming en geluk. De zeven of acht Moedergodinnen kunnen geven en nemen. Een en dezelfde godin kan zorgen voor vruchtbaarheid en leven maar ook voor ziekte en dood.
Devi is the collective name of all the major Hindu goddesses. Her characteristics are countless, and her names are infinite. She can be mild or monstrous, caring or cruel, Uma or Durga, Annapurna or Kali.
Each Hindu goddess is a manifestation of Devi. As the wife of Shiva she is Parvati or Uma; as Vishnu’s wife she is Lakshmi, while Brahma’s partner is called Sarasvati. In local folk beliefs, the goddess is generally a powerful unmarried, independent deity. She is often called Shakti: the female power and driving force without which life cannot exist. Names such as Ma, Amma and Mata refer to the goddess as mother. Mother in the sense of nurse or protectress and bringer of good fortune. The seven or eight mother goddesses both give and take. The same deity may cause fertility and life, and disease and death.
Heiligen, helden & goddelijke ruiters De geest van iemand die te vroeg is gestorven kan kwaad doen. Een manier om de geest te bedaren is vergoddelijking van de dode. Voorbeelden zijn vira’s, helden die gestorven zijn voor hun dorp, en sati’s, vrouwen die zich levend op de brandstapel van hun overleden echtgenoot lieten mee verbranden. Sati’s lieten veelal een handafdruk na. Gesneuvelde helden hebben vaak een gedenkteken waarop zij zijn uitgebeeld als gewapende ruiter. Op het platteland konden regionale goden uit de sfeer van herders en veetelers uitgroeien tot hindoegoden. Hun gegroeide status blijkt uit het feit dat zij een paard berijden, een chique dier. Een ruiter te paard staat voor kracht en bescherming. In Zuid-India bezongen heiligen in de lokale taal en niet in Sanskriet hun persoonlijke liefde voor God. Een aantal van deze devote volksdichters was vrouw of van lage komaf. The spirit of a person who dies young is believed to be potentially evil. One way to placate such a spirit is to turn the dead person into a god. For example, viras are heroes who died to save their village, and satis are women who are burned alive, lying beside the corpse of their husband on the funeral pyre. Satis would often leave a hand print. Many dead heroes are commemorated on memorials as an armed horseman.
In rural areas regional gods emerged from the stories of shepherds and herdsmen to become Hindu gods. Their raised status is testified by their riding a horse, a noble animal. A horseman represents power and protection. In southern India saints sang the praises of the gods in the vernacular rather than in Sanskrit. Some of these devout popular poets were low caste women. Met zijn langzaam beginnende, steeds sneller wordende en uiteindelijk extatische dansritme is Shiva de zegenrijke scheppende kracht van de kosmos. Hij vernietigt het universum en creëert daarmee de mogelijkheid tot herschepping. Hij is schepper, instandhouder en vernietiger in één. Het trommeltje brengt de kosmische oerklank Om voort, het begin van de schepping. De geheven hand met de open palm naar voren stelt gerust en biedt bescherming ofwel houdt alles in stand. Aan het eind van elke kosmische cyclus en van het menselijk leven staat het vernietigend vuur. Shiva staat op de dwerg Apasmara die onwetendheid en onkunde symboliseert. Shiva’s geheven voet in combinatie met zijn ernaar wijzende hand duidt op het ontstaan van verhelderend inzicht.
Dit alles voltrekt zich binnen een vlammend aureool, de oneindige cirkel zonder begin en eind die als een perpetuum mobile symbool staat voor de kosmos met zijn vlammende zon en sterren en voor alles wat bestaat, vergaat en ontstaat.
With his dance, starting slowly, and gradually accelerating until it culminates in an ecstatic rhythm, Shiva is the auspicious creative force of the cosmos. He destroys the universe and so creates the opportunity to recreate it. He is creator, maintainer and destroyer all in one. The drum issues the original cosmic sound, Om, the start of creation. The raised hand, with the palm facing forward reassures and offers protection or maintains everything as it is. At the end of every cosmic cycle and of human life comes destructive fire. Shiva is standing on the dwarf Apasmara who represents ignorance and disability. Shivas raised foot, combined with the hand that points to it, symbolises the start of enlightened insight.
All this takes place within an aureole of flames, an eternal circle without beginning or end, which like a perpetuum mobile symbolises the cosmos with its burning sun and stars, and everything that exists, dies and is created.
Puja is de verering van een godheid. Een puja kan bestaan uit eenvoudige rituele handelingen van enkele minuten, zoals het aanbieden van bloemen, fruit, water, vuur en wierook. Een uitgebreide plechtigheid van meer dan een uur met zestien verschillende cultushandelingen is ook mogelijk. Er zijn tempels waar de godheid van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat wordt verzorgd, met soms meer dan vijftig verschillende offers op een dag.
Eerbetoon aan goden in een tempel of thuis bestaat uit oogcontact, rituele handelingen, offergaven, gebed, muziek of gezang. Thuis doen hindoes zelf hun puja. In een tempel doet de priester, de pujari, dat. De gelovigen krijgen een deel van de offers van de pujari terug. Deze prasad is geheiligd door de godheid. Ten teken van hun offerbereidheid en tempelbezoek ontvangen de gelovigen op het voorhoofd een rode stip, een tika of tilaka. Puja is worship of a god. A puja may consist of a few actions that take just one or two minutes, such as an offering of flowers, fruit, water, fire or incense. A more extensive ceremony may last an hour, and may include sixteen different cultic practices. In some temples the deity is worshipped from early morning to late at night, with as many as fifty offerings brought each day.
Honouring the gods in a temple or at home consists of eye contact, rituals, offerings, prayer, music and song. At home Hindus do their own puja; at a temple it is done by the priest, the pujari. Worshippers receive part of their offering back from the pujari; this prasad is sanctified by the deity. After making an offering and visiting the temple, devotees receive a red mark on their forehead, a tika or tilaka. Thuis wendt men zich persoonlijk en zonder tussenkomst van priesters tot de goden. Het huisaltaar staat op een schone zuivere plaats. Op het huisaltaar bevinden zich diverse goden, als beeld of prent maar ook in symbolische vorm zoals een steen. Vaak hangt er een afbeelding van de huisgoeroe. Goden staan permanent op het huisaltaar en nemen deel aan het familieleven. Ze krijgen voedsel aangeboden, worden gebaad, gekleed, versierd en bewierookt en vereerd met licht. Goden worden behandeld als koninklijke gasten. De twee belangrijkste elementen in de verering zijn darshana en arati. Darshana betekent zien. De gelovige ziet de god en wordt door deze gezien. Door het oogcontact wordt men zich de enorme kracht van de godheid bewust. Arati is de verering met vuur en licht. Voor het godenbeeld wordt een vlam bewogen. Vuur is zuiverend en symboliseert de energie van de godheid. In een waterpot is de heilige rivier Ganga aanwezig. Gangeswater bezit de hoogste rituele zuiverheid en heiligheid.
At home Hindus worship the gods without the intervention of a priest. In the home the shrine is in a clean, pure location. On it various gods are displayed in statues or prints, and sometimes in symbolic form, such as a stone. Often a portrait of the family guru can also be seen. Gods have a permanent place on the family altar and form part of the household. They receive food offerings, they are washed, clothed, adorned, given incense and venerated with light. People treat their gods as royal guests. The two principal elements in devotion are darshana and arati. Darshana means seeing. Worshippers see the deity and the god sees them. Through eye contact worshippers become aware of the enormous power of the divine being. Arati is worship with fire and light. A flame is moved in front of the statue. Fire purifies, and symbolises the god’s energy. The sacred river Ganges is represented by a jug of water. Ganges water is the most ritually pure and holy.
De een vereert het goddelijke via een keur aan godenbeelden; een ander doet niet aan beeldverering. Zo is er het verschil tussen aanhangers van de Sanatan Dharm, die de vele verschijningsvormen van het goddelijk principe accepteren, en die van de Arya Samaj, volgelingen van de 19de-eeuwse hervormer Swami Dayanand Sarasvati, die tegen veelgodendom was. Some people worship by honouring a collection of statues; others prefer to worship without visual images. Among Hindus some adhere to Sanatan Dharm, accepting the many different forms of divine being, and some to Arya Samaj, followers of the 19th-century reformer Swami Dayanand Sarasvati, who rejected polytheism. Een huistempel van de Sanatan Dharm heeft één of meerdere godenbeelden. Gelovigen betuigen in hun dagelijkse verering respect aan verschillende huisgoden. Wekelijkse erediensten in de tempel omvatten voorlezingen en het gezamenlijk zingen van liederen. Sanatani ontkennen het bestaan en de negatieve invloed van geesten niet. Daarnaast gelovigen zij in heiligen. Ze accepteren het gezag van brahmaanse priesters inzake rituelen. Priesters vervullen ook een functie in familieaangelegenheden, fungeren als astroloog en verlenen psychosociale bijstand. Tachtig procent van de uit Suriname afkomstige hindoes hangt het geloofsprincipe van de Sanatan Dharm aan.
A Sanatan Dharm house shrine focuses on one or several statues of gods. Devotees worship the various house gods in their daily rituals. Weekly services in the temple include recitations and collective singing of hymns. Sanatani acknowledge the existence and negative influence of spirits. They also believe in saints. They accept the authority of Brahman priests in rituals. Priests also play a role in family ceremonies, they serve as astrologers and provide psychological and social support. Eighty percent of Hindus from Suriname are followers of Sanatan Dharm.
Het enige offerritueel van de Arya Samaj is een vuuroffer als dank aan de Hoogste voor alles wat deze de mens schenkt. Dit wordt in een havan kund, een draagbare metalen bak, uitgevoerd. Hierin gaan langwerpige stukjes hout, samagri (een kruidenmengsel), ghi (geklaarde boter) en druppels water. Swami Dayanand Sarasvati (1824-1883) stichtte in 1875 de hervormingsbeweging Arya Samaj. Hij wilde terug naar de oerbronnen van het hindoeïsme: de veda’s. Hij wees de religieuze status van kastenindeling af, evenals het brahmaanse monopolie op het priesterschap. Ook vond hij dat vrouwen priestertaken mogen vervullen.
Swami Dayanand was tegen afgoderij en veelgodendom. Hij stelde de enige almachtige en alomtegenwoordige God centraal, die nooit zichtbaar is omdat hij geen vorm heeft. In de veda’s wordt hij gesymboliseerd door vuur. Ongeveer 20% van de oorspronkelijk uit Noord- India afkomstige Hindoestanen in Suriname en Nederland hangt deze vorm van hindoeïsme aan.
The only offering made by followers of Arya Samaj is a fire offering in a thanksgiving for everything that is received from the Supreme Being. This is performed in a havan kund, a portable metal bowl. It is filled with long pieces of wood, samagri (mixed spices), ghi (clarified butter) and drops of water. Swami Dayanand Sarasvati (1824-1883) founded his reform movement Arya Samaj in 1875. He went back to the original source of Hinduism: the Vedas. He rejected the religious grounds for the caste system, and the Brahman monopoly on the priesthood. He also advocated that women should fulfil priestly functions. Swami Dayanand opposed idolatry and polytheism. He claimed that there was only one omnipotent and omnipresent god, who is invisible because he cannot have a particular shape. In the Vedas god is symbolised by fire. Around twenty percent of Hindustanis in the Netherlands and Surinam, who originate from northern India adhere to this branch of Hinduism. De bevolkingsgroep Kokna bestaat uit land-bouwers, die naast hindoegoden ook eigen tribale goden vereren. Natuurgoden zoals de goden van regen, storm, donder en bliksem. Diergoden als de tijger en de slangengod. De hele natuur is bezield van deze goden die in bergen, rivieren en bossen leven. In huis leven familiegoden en voorouders in beelden, waarin hun kracht schuilt. De goden worden in drie manden bewaard. Enkele keren per jaar haalt de familie ze hieruit om ze te vereren of om raad te vragen.
Eén groep bestaat uit goden in de vorm van rood geverfde stenen en metalen beeldjes van de graangodin Kansari met haar gevolg. Hun taak is het graan tegen kwade invloeden van buitenaf te beschermen. Een tweede groep omvat plaquettes van voorouders en zes hindoegoden. De Kokna geloven dat voorouders zich prettig voelen naast de grote hindoegoden. In de kleinste mand ligt de krijger Hirva die met zijn medestrijders demonen bevecht die ziektes en ander onheil veroorzaken. The Kokna people are farmers who worship their own tribal gods, as well as the gods of the Hindu pantheon. Nature deities, like the gods of rain, storm, thunder and lighting. Animal gods like the tiger and snake gods. All nature is imbued with these gods, who live in the mountains, rivers and forests. At home, family gods and ancestors live in statues that possess their power. The gods are kept in three baskets. They are taken out a few times each year to be worshipped or consulted.
One group consists of gods in the form of stones painted red and metal statues of the grain goddess Kansari and her entourage. Their task is to protect the harvest from evil influence. A second group comprises plaques of ancestors and six Hindu gods. The Kokna believe that their ancestors feel comfortable beside these Hindu deities. The smallest basket contains the warrior Hirva who, together with his comrades, fights demons that bring disease and trouble.
Voor het Ganesha Chaturthi feest schaft elk huishouden een Ganesha beeld van ongebakken klei aan. Na afloop van de viering wordt dit naar water gedragen om te worden afgezonken. De gelovigen vragen Ganesha om volgend jaar terug te komen.
Oorspronkelijk was Ganesha Chaturthi een privé-viering in huiselijke kring. In zijn huidige vorm ontstond het eind 19de eeuw onder invloed van de nationalist Bal Gangadhar Tilak (1856-1920). Hij gebruikte het feest als een hindoe bindmiddel in het streven naar onafhankelijkheid en het verzet tegen de Britten. Maar ook als een middel van verzet tegen moslims.
Tegenwoordig wordt het feest steeds grootser en in meer delen van India gevierd. Grote podia en hallen met metershoge beelden van Ganesha verrijzen. Figuren bewegen, lichten flitsen en een kakofonie aan megawatts schettert oorverdovend. Elk jaar zijn er actuele, sociale of politieke thema’s. De goedmoedige godheid wordt daarbij soms gebruikt voor een herleving van hindoe nationalisme.
For the Ganesha Chaturthi festival every household obtains an unfired clay statue of Ganesha. After the ceremonies it is brought to the water and allowed to sink. At the same time, the god is entreated to return next year. Originally, Ganesha Chaturthi began as a private household ceremony. Its current form dates from the late 19th century, when a nationalist leader named Bal Gangadhar Tilak (1856-1920) used the festival to unite Hindus in the struggle for independence and resistance against the British. It was also a counterbalance to Muslim influence. Today, the festival is growing in popularity and has spread across the Indian subcontinent. Large stages are built and huge statues of Ganesha are prepared. Some of the figures move, lights flash and a deafening cacophony of sound is made. Each year social or political themes are present. So the good-natured deity may serve to revive Hindu nationalism.
Behalve de vier grote pelgrimsplaatsen op de hoeken van India, kent het subcontinent zeven heilige plaatsen: Haridvar, Mathura, Ayodhya, Varanasi, Ujjain, Dvarka en Kanchi (of Gaya). En zeven heilige rivieren: de Ganges, Indus, Yamuna, Godavari, Narmada, Kaveri en de mythische ondergronds stromende Sarasvati.
De heiligste der heilige plaatsen is Varanasi. Het ligt aan de heiligste rivier van India, de Ganges. Alle heiligheid komt hier samen. Baden in de Ganges in Varanasi reinigt de mens van alle begane zonden. Wie sterft in het centrum van Varanasi bereikt moksha en is niet meer onderhevig aan de samsara, de cyclus van wedergeboorten. Aan de Ganges liggen meer heilige plaatsen zoals Rishikesh waar de Ganges uit de bergen komt. Een paar kilometer verder stroomafwaarts is Haridvar gelegen. Hier begint de rivier aan haar tocht door de Noord-Indiase laagvlakte. En Prayag, alias Allahabad, waar de Ganges samenvloeit met de Yamuna en de (onzichtbare) Sarasvati.
Beside the four major pilgrimage sites at the far corners of India, the subcontinent has seven sacred places: Haridvar, Mathura, Ayodhya, Varanasi, Ujjain, Dvarka and Kanchi (or Gaya). And seven sacred rivers: the Ganges, Indus, Yamuna, Godavari, Narmada, Kaveri and the mythical subterranean Sarasvati.
The holiest of the sacred sites is Varanasi. It lies on India’s holiest river, the Ganges. All holiness converges here. To bathe in the Ganges at Varanasi purifies a person of all the sins they have accumulated. Those who die in the centre of Varanasi attain moksha and no longer endure samsara, the cycle of rebirth. There are other sacred sites along the Ganges, including Rishikesh, where the river issues from the mountains. A few kilometres downstream lies Haridvar. This is where the river starts its journey through the plains of northern India. And Prayag, or Allahabad, where the Ganges meets the Yamuna and the (unseen) Sarasvati.
De plattelandsgodin Yellamma neemt een bijzondere positie in de Zuid-Indiase samenleving in. Travestieten, transseksuelen en eunuchen worden via haar sociaal geïntegreerd. Hun familie laat hen met de godin trouwen. En ouders die geen geld hebben voor een dure bruidsschat maken hun dochter tot devadasi.
Oorspronkelijk waren devadasi’s tempel-danseressen. Een ‘weldoener’ betaalde de tempel vaak voor contact met hen, een verkapte vorm van tempelprostitutie. Nog steeds worden jaarlijks zo’n 5000 jonge meisjes tot devadasi gewijd. Het komt vaak voor dat een man zich over een net gewijd devadasi meisje ontfermt en de ouders geld geeft voor het ‘gebruiksrecht’.
Sommige ouders schenken hun dochter aan de godin uit dank voor een door haar ingewilligd verzoek als genezing of het stoppen van rampspoed in de familie. Kinderloze echtparen beloven de godin vaak om haar het eerste of tweede kind dat geboren wordt te schenken. Op een simpeler niveau geeft men de godin sari’s of groene armbanden.
The rural goddess Yellamma occupies a special place in society in southern India. Through her, transvestites, transsexuals and eunuchs are integrated into society. Their family marry them to the goddess. Parents too poor to afford an expensive dowry, make their daughter a devadasi. Originally, devadasis were unmarried temple dancers. So-called benefactors would often pay the temple to enjoy their company. A disguised form of temple prostitution. Still each year around 5,000 young girls are dedicated as devadasis. Often a man will take a newly dedicated devadasi under his protection and pay the parents for the right to use her. Some parents give their daughter to the goddess in gratitude for an answered prayer, such as an illness cured or a calamity prevented in the family. Childless couples often promise the gods to present their first or second child as a gift. This is the greatest possible offering. On a less elevated level, people give the goddess saris or green bracelets.
Het vroege vedisme kende geen absolute god die als heer en schepper wordt gezien. De meeste lofzangen zijn gewijd aan de goden Indra, Agni en Surya.
Uit het vedisme ontwikkelde zich het hindoeïsme. Goden kregen een gezicht, zij werden uitgebeeld. In het huidige hindoeïsme komen Indra, Agni en Surya nog steeds voor.
Early Vedic religion did not have a single absolute deity as ruler and creator. Most of Vedic prayers are directed to the gods Indra, Agni and Surya.
Vedic religion gave rise to Hindu religion. Gods acquired a physical shape: they were portrayed. Indra, Agni en Surya still form part of today’s Hindu pantheon.
In Shiva verenigen zich uitersten. Hij staat voor vernietiging en voor schepping. Hij is nu eens heftig en explosief, en dan weer de verstilde asceet die zich door niets en niemand laat afleiden. Hij zwerft soms lange perioden alleen rond door afgelegen streken. Of hij is in het gezelschap van demonische kobolden, gana’s, die ziektes en rijkdommen voortbrengen. Als Shiva’s zoon Ganesha is geboren maakt hij die tot heer der gana’s.
De kosmische cyclus van ontstaan en vergaan, schepping en vernietiging, stabiliteit en bestaan wordt in zijn geheel vertegen-woordigd door Shiva. Hij wordt Mahadeva, de Grote God, genoemd. Shiva wordt in tempels altijd vereerd als lingam. Oorspronkelijk was de lingam een fallus, symbool van schepping. Tegenwoordig wordt de shivalingam vooral gezien als een uitbeelding van Shiva.
Shiva combines opposites. He stands for both destruction and creation. He can be raucous and explosive, but also a gentle ascetic whom no one and nothing can distract. He sometimes wanders alone through distant lands for long periods. Or he may choose the company of demonic goblins, ganas, who spread disease and create kingdoms. When Shiva’s son Ganesha is born he makes him lord of the ganas.
The entire cosmic cycle of generation and decay, creation and destruction, stability and existence is represented by Shiva. He is called Mahadeva, the Great God. Shiva is worshipped in temples as linga. Originally the linga was a phallus, symbolic of creation. Today, the shivalinga is seen as an expression of Shiva.
Vishnu is de behoeder en beschermer van de kosmische orde en van het leven in het algemeen. Hij wil de maatschappelijke en morele orde handhaven en grijpt in als het verkeerd dreigt te gaan, telkens als de mensheid wordt bedreigd door demonen en andere kwade machten. In dat geval verschijnt hij in steeds een andere gedaante op aarde. In de meeste van deze avatar’s treedt de doorgaans milde Vishnu gewelddadig op tot voordeel van de mensheid.
Twee zeer populaire incarnaties zijn Rama en Krishna. Rama is de ideale koning en echtgenoot. Krishna is een avatar die Vishnu, zijn oorsprong, heeft overstegen. Hij is god zelf en wordt zelfstandig vereerd.
Vishnu is the guardian and protector of the cosmic order and life in general. He preserves social and moral order, so he intervenes when this is threatened, whenever demons and other evil powers endanger mankind. Then he takes on a new form and appears on earth. In most of these avatars the usually placid Vishnu acts with force in defence of mankind.
Two especially popular incarnations are Rama and Krishna. Rama is the perfect king and husband. Krishna is an avatar that transcended his origins as an incarnation of Vishnu. He is the epitome of the supreme being and is worshipped in his own right.
In doorgaans afgelegen gebieden wonen circa 80 miljoen adivasi, afstammelingen van de oerbewoners van het Indisch subcontinent. Enkele groepen hebben hun oorspronkelijke godsdienstvorm behouden. Zij vereren in de openlucht goden die zich manifesteren in stenen of in houten palen. Een medium legt contact met de godheid aan wie rijst, eieren en bloed van een offerdier worden geofferd.
Foto’s van C. Mallebrein: Balliguda, Kondh, Koya en Saora adivasi The 80 million Adivasi, descendants of the original inhabitants of the Indian subcontinent, live in mainly isolated regions. Some groups have retained their original religion. They worship their gods, represented by stone or wooden poles, in the open air. Contact with the gods is achieved via a medium, while rice, eggs and the blood of an animal sacrifice are offered.
Photos by C. Mallebrein: Balliguda, Kondh, Koya and Saora Adivasi

Source: http://collectie.tropenmuseum.nl/otherMedia/Document/TXT%20000488.pdf

Emergency measures

NAME OF THE MEDICINAL PRODUCT QUALITATIVE AND QUANTITATIVE COMPOSITION Active ingredients: (Molar substitution 0.43 - 0.55) (Mean molecular weight: 200,000) 3. PHARMACEUTICAL 4. CLINICAL PARTICULARS 4.1 Therapeutic indications • Therapy and prophylaxis of volume deficiency (hypovolaemia) and shock (volume replacement therapy) in connection with: • Reduct

fritzundfraenzi.ch

www.AJOG.org BASIC SCIENCE: OBSTETRICS Stress and pain response of neonates after spontaneous birth and vacuum-assisted and cesarean delivery Christine Schuller, MD; Nina Känel, MD; Olivia Müller, MD; André Boris Kind, MD; Eva Maria Tinner, MD; Irene Hösli, MD; Roland Zimmermann, MD; Daniel Surbek, MD OBJECTIVE: The objective of the study was to compare the stress re- RESULTS: Si

Copyright 2014 Pdf Medic Finder